In de 17e eeuw was de tulp nog een zeer exclusieve en dure bloem en d.m.v. de tulpenvaas konden rijke mensen laten zien hoe welvarend ze waren. De tulpenvaas was een statussymbool. Hoewel de tulp tegenwoordig onlosmakelijk verbonden is met Nederland, is dat eigenlijk onterecht. De bloem komt namelijk oorspronkelijk uit Azië, waar hij door de Turken en Perzen werd gekweekt. Pas rond 1560 vonden deze bollen via diplomaten en kooplieden hun weg naar de rijken van West-Europa. In de Nederlanden kreeg de tulp pas tegen 1600 enige bekendheid en werd toen al snel een gewild object. Er werd volop in gehandeld en gespeculeerd en dat leidde uiteindelijk tot een ware ‘tulpenkoorts'. Voor de bijzondere, dure tulpenbollen werden in die jaren eveneens buitengewoon kostbare bloemenhouders geproduceerd - de tulpenvazen. De hoogtijdagen van deze bijzondere bloemenvazen met tuiten volgen tegen het einde van de 17e eeuw. De vazen met tuiten werden toen in alle maten en uitvoeringen op de markt gebracht en waren bijzonder gewild; ook bij de Koninklijke Familie, gezien het feit dat het stadhouderlijk koningspaar William en Mary vier piramidevazen liet produceren.